ESG & Economie - Koolstofkosten voor ETS-bedrijven nemen toe


In 2024 hebben Nederlandse bedrijven die onder het Europese emissiehandelsysteem vallen (EU-ETS) meer CO2 uitgestoten dan een jaar geleden. De toename was volgens de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) 2,3%, wat neerkomt op zo’n 1,4 miljoen ton meer CO2-uitstoot. In deze korte update over de emissies onder EU-ETS bedrijven bekijken we niet alleen de emissies in Nederland, maar vergelijken we dit met de trends in de emissies van de overige 26 lidstaten van de EU. Daarnaast belichten we de trend in de koolstofkosten. Aan de hand van de verwachtingen in de CO2-prijs en het pad in de emissies richting 2030, maken we een inschatting van de koolstofkosten in de periode tot aan 2030.
In 2024 daalde de CO2-uitstoot van ETS-bedrijven in de EU-27 met 5%, terwijl Nederland een toename van 2,3% liet noteren
Het huidige tempo in emissiereductie is ontoereikend om het EU-ETS 2030-klimaatdoel te halen
Door afnemende vrije emissierechten en een stijgende CO2-prijs nemen de koolstofkosten mogelijk toe, wat decarbonisatie stimuleert
ETS emissies
De uitstoot van CO2 die wordt gereguleerd door het emissiehandelssysteem van de Europese Unie (EU-ETS). Het EU-ETS is gebaseerd op het ‘cap and trade’-principe. De ‘cap’ (ofwel het plafond) verwijst naar de limiet die is vastgesteld voor de totale hoeveelheid CO2 die mag worden uitgestoten door installaties en exploitanten die onder het ETS-systeem vallen. De ‘trade’ heeft te maken met de verhandelbaarheid van de emissierechten.
Het ETS-systeem heeft voor Europa een positieve impact. In 2024 is de CO2-uitstoot van de EU-27 met 5% afgenomen. Deze afname staat echter haaks op de toename van 2,3% op jaarbasis van Nederlandse EU-ETS bedrijven. In Nederland hebben vooral de industrie en de luchtvaart bijgedragen aan de toename. De afname van de uitstoot van de elektriciteitsproductie vlakte in Nederland iets af in 2024, terwijl deze sector in de EU-27 als geheel de belangrijkste aanjager was van de vermindering in de uitstoot van CO2. Zo daalde de uitstoot van de elektriciteitsproductie in de EU-27 met 12% in 2024. Dit kwam vooral door meer hernieuwbare bronnen en kernenergie en een afname in het gas- en steenkoolverbruik.
Nederland was overigens niet het enige land die een toename in de CO2-uitstoot onder ETS-bedrijven liet noteren. Ook in tien andere EU-landen nam de uitstoot toe in 2024. Dit waren echter doorgaans de relatief kleine landen in termen van bbp. Van de top 6 landen met grote ETS-bedrijven die in bovenstaande linker figuur staan weergegeven – en met een gezamenlijk aandeel van 70% in de totale ETS-uitstoot– liet naast Nederland ook Spanje een toename in de uitstoot zien (van 2%).
Voor de uitstoot van CO2 krijgen ETS-bedrijven in de EU vrije emissierechten toebedeeld om zo te kunnen concurreren met bedrijven buiten de EU die onder minder strenge klimaatwetgeving vallen. Het aantal vrije emissierechten neemt echter in de komende jaren af volgens een lineaire reductiefactor: -4,3% van 2024 tot 2027 en -4,4% van 2028 tot 2030. In 2013 is het aantal vrije emissierechten onder fase 3 (2013-2020) van het EU-ETS system flink afgenomen en werd een vrijwillige veiling de standaardmethode voor het toewijzen van emissierechten. Sinds 2013 heeft daarmee geen enkel EU-land een surplus aan vrije emissierechten (zie bovenstaande rechter figuur).
Koolstofkosten in stijgende lijn
Ongeveer 45% van de uitstoot van CO2 in de EU wordt gereguleerd door het EU-ETS. Het uiteindelijke doel van EU-ETS is om de uitstoot van CO2 in 2030 met 62% te verminderen ten opzichte van het niveau van 2005. Met de afname van de uitstoot van CO2 in 2024 liggen de ETS-emissies ongeveer 50% onder het niveau van 2005. Daarmee ligt de 2030-doelstelling van -62% ten opzichte van 2005 binnen bereik. Zodra we echter het ingeslagen emissiereductiepad volgen die is ingeslagen na het Akkoord van Parijs (het ‘post-Parijs reductietempo’ in onderstaande linker figuur), dan resteert in 2030 een emissiegat van 20%. Dit betekent dat veel meer klimaatmaatregelen nodig zijn dan tot nu toe is ondernomen.
Voor de hele EU geldt een emissieplafond voor installaties en exploitanten onder het ETS-systeem. Het plafond wordt jaarlijks verlaagd in overeenstemming met de klimaatdoelstelling van de EU, waarbij een jaarlijkse reductiefactor het tempo van de vermindering bepaalt. Elk jaar moeten ETS-bedrijven genoeg emissierechten inleveren om hun uitstoot volledig te verantwoorden. Zodra bedrijven daar niet in slagen en dus te veel CO2 hebben uitgestoten dan waar zij recht op hadden, dan riskeren zij een boete van EUR 100 voor elke ton CO2 te veel uitgestoten. Deze boete per ton CO2 neemt elk jaar toe in lijn met de inflatie die Eurostat becijfert.
In 2013 heeft er een systeemwijzing in het EU-ETS plaatsgevonden, waarbij een deel van de vrije emissierechten onder een vrijwillige emissieveiling zijn opgenomen. ETS-bedrijven kunnen hun surplus aan emissierechten verkopen op secundaire markten of hier (of op de veiling) hun tekort aan emissierechten aanschaffen. De prijs van een emissierecht binnen dit systeem is de EU-ETS-prijs (CO2-prijs). Er zit soms jaarlijks een gat tussen de vrije emissierechten plus de gekochte emissierechten en de daadwerkelijk emissies. Dit gat wordt deels aangevuld door enerzijds de vrije emissierechten voor elektriciteitsproductie voor de lidstaten met een relatief laag bbp in fase 4 (2020-2030, Artikel 10c). En anderzijds wordt het gat gevuld door de New Entrants Reserve (NER). Dit zijn de vrije emissierechten voor nieuwe installaties en capaciteitsuitbreidingen bij bestaande ETS-installaties. Het gat wordt echter ook bepaald door de vele vrije emissierechten die in het verleden aan ETS-bedrijven zijn uitgereikt, met name aan de zware industrie. Sommige van de overtollige emissierechten werden verkocht en daarmee verbeterden de marges. Andere werden opgespaard, want een emissierecht verloopt niet binnen EU-ETS. Deze emissierechten kunnen in een later stadium worden ingezet, op het moment dat de emissiereductie niet volgens plan verloopt.
De inkomsten uit de veiling van emissierechten piekten in 2022 door een sterke stijging van de CO2-prijs. Volgens Bloomberg New Energy Finance (BNEF) zal de stijgende trend in de CO2-prijs naar verwachting aanhouden tot aan 2030 (zie onze notities over de CO2-prijstrends en ). En daarmee nemen de koolstofkosten voor bedrijven die onder het ETS-systeem vallen ook toe. Het aantal vrije emissierechten neemt namelijk jaarlijks af en het verschil moet op de veiling worden i3.ngekocht of de emissies moeten worden verminderd. De trend en de berekening van de koolstofkosten in de periode 2025-2030 in bovenstaande rechter figuur is gebaseerd op de emissies volgens post-Parijs reductiepad. Dit resulteert in ruim EUR 66 miljard in 2030 aan veilinginkomsten. In deze totale koolstofkosten van de EU heeft Nederland een aandeel van circa 5%. Voor Nederlandse ETS-bedrijven nemen de jaarlijkse koolstofkosten daarmee eveneens toe, parallel aan de trend in de CO2-prijs. Voor alle ETS-bedrijven in Europa geldt dat investeren in decarbonisatie in de periode tot aan 2030 de koolstofkosten uiteindelijk zullen verlagen.
Conclusie
Door de vrije emissierechten waren grote ETS-bedrijven in Europa jarenlang beschermd tegen concurrentie uit het buitenland. Dit bleek echter een rem op de investeringen in decarbonisatie. Met de toename van de CO2-prijs tot aan 2030 nemen voor ETS-bedrijven de koolstofkosten alleen maar toe, mits deze bedrijven investeren in decarbonisatie. Deze investeringen zijn in tijden van hoge energiekosten, een extra CO2-heffing en een potentiële afname van de exportvraag (door de handelsoorlog) lastiger om te realiseren. Het drukt de marges nog meer, die overigens al onder druk stonden. Het verlagen van de energiekosten door de belastingdruk te verlagen, lijkt een eerste eenvoudige oplossing om alle druk op de korte termijn te verminderen. Een meer structurele en langetermijnmaatregel is echter het nog meer stimuleren van decarbonisatie door ETS-bedrijven en het investeren in koolstofarme technologieën. Om van decarbonisatie een succes te maken, moet hieraan vanuit het beleid topprioriteit worden gegeven. Dit vraagt om overheidssteun. Niet alleen in financiële zin, maar ook met transparant en langetermijnbeleid. Uiteindelijk gaat meer schone energie en koolstofarme technologieën gepaard met minder prijsvolatiliteit (van energie) en minder importafhankelijkheid (van energie).